book's text pictures home books books with others curriculum vitae contact me
 
 
 
michel pellanders
 
 
 

Mekarõn, Amazon Indians (1992)



by Marion Hoekveld

 
 
 
 
Namewara heeft een foto van zijn vader, van het moment van het eerste vreedzame contact van de Assuriní met de blanken. Hij praat fluisterend in gebroken Portugees. 'We woonden in het oerwoud, alleen met Indianen. Onze leider was mijn vader. Mijn vader ontmoette de blanke mensen. Hij ging jagen bij de watervallen en kwam terug met grote messen. Daarna brachten we schildpadden om te ruilen voor messen en ook voor bijlen en lucifers. We liepen veel. We hadden maniok, aardappelen en bananen en maakten onze tapirís, hutten van palmbladeren. Er waren toen veel oude mensen en bijna iedere nacht zongen en dansten we.
Van mijn familie bleef ik alleen over.' Hij zoekt naar woorden, aarzelt, zijn stem wordt steeds zachter, gaat over in zingen en zingt verder in het Tupí, zijn eigen taal, liederen, verhalen van lang geleden die vertellen over de geschiedenis van zijn volk. Over de dieren, maar ook over het vliegtuig en daarna de griep.
Namewara zoekt steeds opnieuw contact, er is iets wat hij niet in woorden kan uitdrukken.
Hij begint stralenkransen van jong palmblad te vlechten. Op een dag gaat hij alleen op pad en een paar dagen later maakt hij fluiten van verse, helgele bamboe met groene strepen. De grootste fluit is langer dan hijzelf. In het bovenste segment van de holle stelen schuift hij een riet, gemaakt van het uiteinde van een taaie palmtwijg, net iets ingesneden en met schorsvezel tot een bolletje gewonden. Hij blaast en een diep, trillend geluid lijkt meer uit de aarde te komen dan uit de fluit. De klanken gaan naar de grond en komen weer terug, vol en sonoor.
Die avond is het plein in het dorp schoongeveegd. Drie mannen lopen dicht naast elkaar, dansen, met de fluiten evenwijdig naar de grond gericht. Namewara is een van hen. De voeten stampen, de knieën zijn licht gebogen en ze hebben rinkelende, klepperende banden om de enkels gebonden. De muziek vraagt om duisternis, komt los van de mensen. Na ieder lied klinkt er een bevrijdende schreeuw. Een resonantie is voelbaar, met het oerwoud, met de aarde, met het verleden. Een sigaar van wel een meter lang gaat van mond tot mond. De mannen zuigen peinzend herinneringen naar boven.
Dan begint Namewara zacht te zingen, anderen zitten gehurkt en neuriën woorden om één toon heen. De lucht vibreert tot een volle klank. Het oerwoud ademt roerloos en antwoordt met een gezoem dat aanzwelt en weer zachter wordt. Nachten als deze zijn heel zeldzaam geworden.

Het unieke besef van oneindig en tijdloos is gebroken.
 
 
 
 
notities / Werk 1980 1990 / Office / De kater van het Gelijk / Mexico /
Refugees / Nicaragua / In het teken van de robot/ Amazon Indians /
In het spoor van Heijenbrock / Industry / Mekarõn / Dans&Theater /
Flirt/ Portraits / Awí / Tsanga-tsanga-na / Kalahari / Djengi /
Dansen op het Veen / Koffiehuis Mokum